Mijn vrouw en ik bezoeken de Citadel in Saint Florent. Het was bijna lunchtijd. Bij aankomst in de Citadel voelden wij beiden een zware energie. Daarnaast voelde ik ook nog een andere energie. Wij liepen door, mijn vrouw iets sneller, omdat ik wat last had van mijn knie. Ik voelde dat ik gevolgd werd door een entiteit. Het bleek een vrouw te zijn. Ze liep krom, had lang krullend onverzorgd haar en droeg vale kleding. De rok was ooit blauw of groen geweest. Zij vroeg mij om een aalmoes. Ik vroeg haar wat zij hier nog deed. Zij doolde al bedelend rond, maar ze kreeg van niemand geld. Men hoorde haar niet. Ik vertelde haar dat zij naar het Licht kon gaan en dat zij dan nooit meer hoefde te bedelen. Dat vond zij wel wat en mijn begeleiders hebben haar meegenomen. Rondom de Citadel ervaarde ik veel negativiteit en ik moest hier dan ook vreselijk harde boeren laten. Harde boeren laten is voor mij een manier om negatieve energie los te laten en die niet bij mij te houden. Ik heb de engelen gevraagd deze plek van negativiteit te zuiveren en deze weg te sturen met de wind.
Op het grote ‘plein’ voor de Citadel voelde ik weer energie. Ik kreeg een beeld van een schavot waarop een galg stond. Onder gejoel van de vele ‘toeschouwers’ werd een man opgehangen. Hij sprak iets uit, ik vermoed een vervloeking, die ik niet kon horen. Wel hoorde ik zijn laatste woorden. Hij zou zijn beulen tot aan hun dood achtervolgen. De verhoging waarop hij steunde werd weggetrapt en op dat moment was het beeld weg en stond de man voor mij. Hij vroeg mij waar ze waren. Ik vertelde hem dat zijn beulen al lang niet meer op aarde waren en dat het misschien beter voor hem was om ook maar naar het Licht te gaan. Dat vond hij wel wat en hij vertrok met mijn begeleiders naar het Licht. Zijn laatste woorden tegen mij waren: “Er komen er nog meer”.
Prompt daarop zag ik vijf soldaten in kleding van rond 1800. Ze waren geboeid en zaten op hun knieën. Hun kleding was vuil en verwaarloosd. Zij werden geëxecuteerd door middel van een steek met een bajonet. Op het moment dat de steek met de bajonet werd toegediend verdween dit beeld en stonden de vijf mannen voor mij. Zij vroegen mij waar die man van zo even was. Ik vertelde hen dat hij naar het Licht was gegaan, met mijn begeleiders mee. Ook zij wilden wel gaan en vertrokken met mijn begeleiders.
Het werd steeds lichter op het terrein, ondanks dat de zon op het hoogste punt stond, er een strak blauwe hemel was en de temperatuur 38 graden bedroeg.
Al boerend liep ik het terrein af. Net buiten de poort werd ik tegengehouden. Ik moest terug. Ik was nog niet klaar.
Wij draaiden om en ik ging op een bankje in de schaduw van een boom zitten.
Een jongetje van een jaar of acht kwam naar mij toe. Hij wilde met mij spelen, hij was zo alleen. Mijn begeleiders bogen zich liefdevol over hem heen. Hij vroeg mij of het goed was om met hen mee te gaan. Ik heb hem verteld dat hij boven fijn met andere kinderen kon spelen en dat hij zich daar heel gelukkig zou voelen. Met een glimlach nam hij huppelend afscheid en ging mee. Nu was alles helder en kreeg ik te horen dat ik weg mocht. Op naar de lunch!
